Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud
}

Uitvoeringskosten

Het beheersen van de uitvoeringskosten is een belangrijk thema, zowel vanuit een strategisch en maatschappelijk oogpunt als ook vanuit integere bedrijfsvoering. Het op een uniforme manier presenteren van kosten is belangrijk voor de vergelijkbaarheid. PFZW volgt daarom voor het presenteren van de kosten de Aanbeveling Uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie. Deze aanbevelingen maken onderscheid in de kosten van pensioenbeheer, vermogensbeheer en transactiekosten. De algemene kosten worden waar mogelijk toegewezen aan pensioenbeheer en vermogensbeheer. Waar dit niet mogelijk is, worden de kosten naar rato verdeeld.

De pensioenbeheerkosten (pensioenuitvoeringskosten) drukken we uit in kosten per deelnemer. PFZW heeft als ambitie dat ultimo 2023 de pensioenuitvoeringskosten per deelnemer lager zijn dan  € 60 per jaar. Daarnaast moet PFZW investeren om in te kunnen spelen op toekomstige veranderingen in het pensioenstelsel. Gezien deze aanpassingen is de doelstelling voor de komende jaren uitdagend.

De vermogensbeheerkosten worden uitgedrukt als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Doelstelling is dat de kosten vermogensbeheer lager zijn dan 0,50%.

Voor transactiekosten heeft PFZW geen doelstellingen geformuleerd. De kosten zijn afhankelijk van de hoeveelheid transacties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de beleggingsstrategie en de marktomstandigheden waarin deze plaatsvinden.

Uitvoeringskosten

  
 

2020

2021

   

Pensioenuitvoeringskosten (x € 1 miljoen)

108

115

Pensioenuitvoeringskosten per deelnemer (in €)

58,66

60,54

   

Kosten vermogensbeheer (x € 1 miljoen)

904,0

1.973,3

Kosten vermogensbeheer als percentage van het gemiddeld belegd vermogen

0,38%

0,75%

   

Transactiekosten (x € 1 miljoen)

279,1

258,9

Transactiekosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen

0,12%

0,10%

Pensioenuitvoeringskosten

Pensioenuitvoeringskosten per deelnemer

De totale pensioenuitvoeringskosten zijn in 2021 gelijk aan € 115 miljoen en het aantal deelnemers (actieve en pensioengerechtigde) is uitgekomen op 1,9 miljoen. Per saldo resulteerde dit in een kostprijs van € 60,5 per deelnemer voor de uitvoering van de pensioenregeling. Bij deze kosten is rekening gehouden met een doorbelasting van de algemene kosten van € 1 miljoen (2020: € 1 miljoen). Het gaat hier om de bestuurlijke overheadkosten (bestuur en bestuursbureau) die op basis van verdeelsleutels worden toegekend aan pensioenbeheer en vermogensbeheer. Deze verdeelsleutels worden jaarlijks geëvalueerd na het opstellen van de fondsbegroting voor het opvolgende jaar. Een nadere specificatie van de pensioenuitvoeringskosten is terug te vinden in de jaarrekening ( noot 18).

De pensioenuitvoeringskosten per deelnemer zijn met circa € 1,8 gestegen ten opzichte van 2020 (€ 58,7). Daarmee is de dalende trend van de afgelopen jaren doorbroken. Dit wordt voornamelijk verklaard door noodzakelijke investeringen om ons voor te bereiden op de transitie naar de nieuwe pensioenregeling. Deze investeringen blijven de aankomende jaren benodigd. De doelstelling van € 60 pensioenuitvoeringskosten per deelnemer ultimo 2023 blijft hierdoor uitdagend.

Vergelijking pensioenuitvoeringskosten per deelnemer met benchmark

PFZW vindt het belangrijk om ook op de lange termijn een lager kostenniveau te hebben dan vergelijkbare pensioenfondsen. Voor het vergelijken van de pensioenuitvoeringskosten maken we jaarlijks gebruik van het wereldwijde benchmarkvergelijkingsonderzoek van een gespecialiseerd bureau (CEM). Op het moment van publicatie van dit jaarverslag zijn de resultaten over 2021 van het door CEM uitgevoerde onderzoek niet beschikbaar. De hieronder gepresenteerde cijfers hebben daarom betrekking op 2020.

Voor de pensioenuitvoering lagen de kosten per deelnemer (actieve en pensioengerechtigde) in 2020 op € 58,7 en daarmee onder het gemiddelde van de grote Nederlandse pensioenfondsen (€ 75) en onder het wereldgemiddelde (€ 89). PFZW behoort tot de benchmark van grote Nederlandse fondsen. In het wereldgemiddelde zijn alle pensioenfondsen vanuit de benchmarkvergelijking opgenomen. PFZW onderscheidt zich mede door schaalvoordelen positief ten opzichte van deze twee benchmarks.

Kosten vermogensbeheer

Totale kosten vermogensbeheer

De vermogensbeheerkosten zijn voor PFZW relevant, omdat het in absolute zin om hoge bedragen gaat, de beleggingsportefeuille groot is en er sprake is van dienstverlening door derde partijen.

Bij de bepaling van de kosten van het vermogensbeheer hanteert PFZW het ‘look through’-principe. Hierbij neemt PFZW de vermogensbeheerkosten van beleggingen in beleggingsfondsen of zogeheten fund of funds mee in de totale kosten. Daarnaast maakt PFZW voor beleggingscategorieën binnen private markten gebruik van schattingen om de totale kosten van het vermogensbeheer compleet te maken. Ongeveer 4,2% van de kosten van het vermogensbeheer is gebaseerd op schattingen of op voorlopige opgaves.

De kosten van het vermogensbeheer zijn gestegen van 0,38% in 2020 naar 0,75% in 2021. PFZW voldoet daarmee niet aan de eigen doelstelling, dat de kosten van het vermogensbeheer lager zijn dan 0,50% van het gemiddeld belegd vermogen. Over een periode van vijf jaar bedragen de gemiddelde kosten van het vermogensbeheer uitgedrukt als percentage van het gemiddeld belegd vermogen 0,50%.

De onderstaande tabel geeft de kosten vermogensbeheer per beleggingscategorie weer.

(bedragen x € 1 miljoen)

 

2021

   

2020

  
 

Gemiddeld

 

Prestatie

 

Gemiddeld

 

Prestatie

 
 

belegd

Beheer

afhankelijke

Netto

belegd

Beheer

afhankelijke

Netto

 

vermogen

vergoeding

vergoeding

rendement1

vermogen

vergoeding

vergoeding

rendement1

         

Zakelijke waarden

148.281

473,9

1.390,2

22,7%

123.793

438,2

381,8

5,6%

Aandelen klassiek ontwikkelde markten

37.966

11,4

5,4

23,3%

30.727

11,1

3,8

13,3%

Aandelen klassiek opkomende markten

8.327

9,9

-

8,1%

7.816

10,8

-

4,2%

Aandelen beleggen in oplossingen

4.917

10,3

-

16,5%

3.807

9,7

-

21,3%

Alternatieve aandelenstrategieën

30.591

22,2

-

25,3%

25.381

19,8

-

4,1%

Private equity

17.363

264,1

1.261,7

44,0%

13.314

229,9

330,1

11,6%

Beursgenoteerd vastgoed

16.460

11,0

-

29,0%

13.060

8,9

-

(11,1%)

Privaat vastgoed

14.979

58,8

103,5

16,3%

13.984

62,0

32,1

0,7%

Infrastructuur

10.686

39,8

15,6

8,6%

9.032

35,6

13,9

3,4%

Insurance

6.294

34,8

-

(0,9%)

5.969

37,0

-

3,7%

Overige zakelijke waarden

697

11,7

4,0

6,5%

703

13,2

2,0

(6,1%)

         

Grondstoffen

-

-

-

-

2.018

1,1

-

(46,7%)

         

Krediet

35.491

57,6

-

1,1%

31.649

49,6

-

(0,1%)

Bedrijfsobligaties ontwikkelde markten

5.588

3,8

-

(0,8%)

5.070

3,9

-

3,7%

High yield ontwikkelde markten

3.800

12,6

-

4,2%

2.315

8,0

-

5,2%

Bedrijfsobligaties en high yield opkomende markten

5.645

6,3

-

0,7%

4.609

4,9

-

4,9%

Emerging markets debt local currency

12.146

16,8

-

(2,1%)

11.437

15,9

-

(5,9%)

Credit risk sharing

4.840

6,9

-

9,3%

5.197

9,0

-

1,6%

Hypotheken

3.471

11,2

-

2,3%

3.021

7,9

-

2,7%

         

Vastrentende waarden

79.233

28,3

-

(14,8%)

79.666

13,4

-

15,4%

Rente-afdekkingsmandaat

77.107

9,7

-

(15,5%)

77.941

10,0

-

17,6%

Legacy vastrentend en Inflatie

735

0,1

-

582

806

0,2

-

(1.135)

Kas en overig

1.391

18,5

-

(51)

919

3,1

-

(10)

         

Valuta overlay

(1.831)

-

-

2.294

(630)

0,1

-

(1.964)

         

Vergoeding uitvoeringsorganisatie

 

22,1

   

18,7

  

Doorbelaste algemene kosten

 

1,3

   

1,3

  
         

Totaal

261.174

583,1

1.390,2

8,2%

236.496

522,2

381,8

5,6%

         

Kosten in percentage gemiddeld belegd vermogen

 

0,22%

0,53%

  

0,22%

0,16%

 
  • 1   Het nettorendement is berekend op basis van een volledige afdekking van de valutarisico's van de zeven
    grootste ontwikkelde markten. Bij de valuta overlay wordt het verschil tussen een volledige afdekking en de
    werkelijke afdekking van valutarisico’s gerapporteerd.

De in de tabel weergegeven bedragen onder het kopje 'beheervergoeding' zijn gebaseerd op geïnvesteerde of toegezegde bedragen. Hieronder vallen de vaste overeengekomen vergoedingen, bewaarloon en overige kosten. In sommige gevallen wordt een prestatieafhankelijke vergoeding afgesproken met externe vermogensbeheerders. Prestatieafhankelijke vergoedingen zijn afhankelijk van het rendement van de beleggingen waar deze betrekking op hebben.

De beheervergoeding is niet veranderd en bedroeg in 2021 evenals in 2020 0,22%. De prestatieafhankelijke vergoeding steeg daarentegen van 0,16% in 2020 naar 0,53% in 2021. Beleggingsbeleid en rendementen bepalen in hoge mate de hoogte van deze vergoedingen.

Beleggingsbeleid

Vijf aspecten van het beleggingsbeleid hebben invloed op de hoogte van de kosten van het vermogensbeheer:

  1. beleggingsmix

  2. schaalgrootte

  3. mate van actief of passief beheer

  4. mate van intern of extern beheer

  5. directe of indirecte belegging

In de besluitvorming over de beleggingsmix houdt PFZW rekening met de kosten, maar aanpassing van de beleggingsmix omwille van kostenverlaging is geen doel op zich. Het doel is de kosten van het vermogensbeheer te verminderen met behoud van het beoogde rendement. De kosten van het vermogensbeheer zijn binnen de beleggingsmix mede afhankelijk van de verdeling tussen private markten en publieke markten. Beleggingen op private markten maken in 2021 ongeveer 22% van de beleggingsmix uit (2020: ongeveer 21%). De mutaties binnen de beleggingsmix hadden mede hierdoor in 2021 een beperkt effect op de hoogte van de kosten.

De private markten zijn verantwoordelijk voor 91% (2020: 84%) van alle kosten. PFZW is van mening dat de rendementsverwachtingen van private beleggingen opwegen tegen de hogere kosten. De private marktbeleggingen van PFZW leverden met een gemiddeld netto jaarrendement van 8,4% over de periode 2008 tot en met 2021 een hoger rendement dan de Liquide Benchmark van publieke marktbeleggingen van PFZW, die gewogen naar feitelijke portefeuillegewichten gemiddeld netto 7,6% rendeerden.

De schaalgrootte van PFZW biedt voordelen. Vergelijkingen met andere Nederlandse pensioenfondsen met een minder groot belegd vermogen laten zien dat als gevolg van deze schaalgrootte lagere kosten worden gerealiseerd.

Het aandeel directe beleggingen, zoals projecten met één of meer mede-investeerders, is de afgelopen jaren uitgebreid binnen de private markten. Een belangrijke reden voor deze uitbreiding is dat directe beleggingen over het algemeen lagere kosten met zich meebrengen dan indirecte beleggingen. Het aandeel indirecte beleggingen van PFZW, zoals participaties in beleggingsfondsen binnen de private markten, is daarom de afgelopen jaren gedaald. Beleggingen in beleggingsfondsstructuren zijn vaak duurder en worden om deze reden waar mogelijk vermeden.

Kosten vermogensbeheer in relatie tot rendement

Het beoogde rendement moet in relatie staan tot de kosten van het vermogensbeheer. Het langjarige rendement is daarom van belang bij het beoordelen van het kostenniveau en de keuze van de beleggingsmix.

De volgende tabel laat de totale kosten van het vermogensbeheer tegenover het rendement zien. Het netto rendement na kosten bedraagt 8,2% in 2021. Dit is 0,6% hoger dan het benchmarkrendement, dat 7,6% bedroeg in het jaar. De beleggingscategorieën credit risk sharing (4,6%), hypotheken (2,8%) en bedrijfsobligaties en high yield opkomende markten (2,2%) behaalden een outperformance in 2021. In absolute zin is de grootste bijdrage aan de totale outperformance afkomstig van de categorie vastrentende waarden (0,8%). De netto- en brutorendementen per beleggingscategorie worden weergegeven in het hoofdstuk Goed financieel rendement. De tabel laat zien dat het samengestelde rendement niet direct te koppelen is aan de totale prestatieafhankelijke vergoeding.

Kosten vermogensbeheer in percentage van gemiddeld belegd vermogen

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

        

Totale kosten vermogensbeheer in %

0,48%

0,46%

0,49%

0,45%

0,43%

0,38%

0,75%

Waarvan prestatieafhankelijke vergoeding in %

0,18%

0,16%

0,20%

0,18%

0,18%

0,16%

0,53%

        

Netto rendement na kosten

(0,1%)

12,0%

5,1%

(0,4%)

18,8%

5,6%

8,2%

Benchmark rendement na kosten

(1,1%)

11,6%

5,2%

(0,8%)

18,5%

6,6%

7,6%

De hoogte van deze prestatieafhankelijke vergoeding hangt onder meer af van de verschillende performance fee-structuren bij externe vermogensbeheerders. Bij beleggingen in private markten wordt de prestatieafhankelijke vergoeding in veel gevallen pas aan het eind van de looptijd daadwerkelijk betaald. Gedurende de looptijd maakt PFZW reserveringen voor de tot dat moment toe te rekenen prestatievergoeding.

Rendementen, risico en kosten vermogensbeheer vormen een onlosmakelijk geheel. Als gevolg van het sterke herstel van de aandelenmarkten in 2021 lieten rendementen binnen de categorie zakelijke waarden een sterke stijging zien. Het herstel werd reeds in het vierde kwartaal van 2020 ingezet en de stijgende lijn heeft zich voorgezet in 2021. Het rendement van zakelijke waarden steeg van 5,6% in 2020 naar 22,7% in 2021. Beleggingen binnen de categorie vastrentende waarden kenden een minder goed jaar. Het rendement daalde binnen deze categorie van 15,4% in 2020 naar -14,8% in 2021. Deze daling is het gevolg van de oplopende rente. Desondanks heeft PFZW, als gevolg van hoge rendementen binnen de categorie zakelijke waarden en in het bijzonder het buitengewoon hoge rendement van de beleggingscategorie private equity, waar het rendement in 2021 ruim 44% bedroeg, per saldo in 2021 een positief nettorendement na kosten behaald van ruim 8%.

De hoge rendementen binnen de beleggingscategorieën private equity, infrastructuur en privaat vastgoed hebben in 2021 geleid tot het opwaarts bijstellen van de performance fee-reserveringen door managers binnen deze beleggingscategorieën. Dit leidde tot een hogere prestatieafhankelijke vergoeding dan in 2020. Per saldo steeg de totale prestatieafhankelijke vergoeding van 0,16% in 2020 naar 0,53% in 2021.

Met name binnen de beleggingscategorie private equity is de prestatieafhankelijke vergoeding, uitgedrukt in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen, fors gestegen ten opzichte van voorgaande jaren. Dit is het gevolg van de sterke opleving van de rendementen van private equity-beleggingen gedurende het jaar. Het nettorendement van private equity steeg van 11,6% in 2020 naar ruim 44% in 2021. De bijdrage van deze beleggingscategorie bedroeg ruim € 7,5 miljard in 2021. Doordat prestatievergoedingen voor managers binnen private markten vaak afhankelijk zijn van het behaalde extra rendement (het rendement boven een vooraf afgesproken rendementseis), zijn ook de betalingen en reserveringen voor prestatieafhankelijke vergoedingen binnen de beleggingscategorie private equity fors hoger. Deze bedroegen in 2021 circa € 1,26 miljard (2020: € 0,33 miljard), waarvan het grootste deel bestaat uit reserveringen voor de tot dat moment toe te rekenen prestatievergoeding. Prestatievergoedingen worden echter in veel gevallen pas aan het eind van de looptijd daadwerkelijk betaald, derhalve kunnen deze reserveringen nog worden aangepast indien de rendementen van deze investeringen wijzigen gedurende de looptijd van deze investeringen. 

Transactiekosten

Transactiekosten vormen een aparte kostensoort. De omvang wordt bepaald door de aard en de omvang van de beleggingstransacties en beleggingscategorieën. Ongeveer 59% (2020: 74%) van de transactiekosten is gebaseerd op schattingen of op voorlopige opgaves. Bij de bepaling van de transactiekosten hanteert PFZW het ‘look through’-principe. Hierbij neemt PFZW de transactiekosten van beleggingen in beleggingsfondsen of zogeheten fund of funds mee in de totale transactiekosten.

PFZW streeft naar het beperken van de transactiekosten. Bij het herbalanceren van de portefeuille naar de strategische beleggingsmix wordt het aantal transacties daarom zo veel mogelijk beperkt.

De transactiekosten bedroegen in 2021 € 259 miljoen, wat neerkomt op 0,10% van het gemiddeld belegd vermogen. In 2020 was dit € 279 miljoen, wat neerkwam op 0,12% van het gemiddeld belegd vermogen. Binnen de categorie vastrentende waarden is een daling van de transactiekosten zichtbaar. De daling wordt met name veroorzaakt door lagere transactievolumes in 2021. Daarnaast zijn de posities in grondstoffen volledig afgebouwd in het begin van het jaar, waardoor de transactiekosten voor deze categorie nihil zijn in 2021. Binnen de categorie krediet zijn de transactiekosten gestegen. Dit wordt met name veroorzaakt door de opgelopen spreads binnen de beleggingscategorie emerging markets debt en hogere transactiekosten binnen de beleggingscategorieën high yield en credit risk sharing, als gevolg van transities en mutaties binnen portefeuilles.

Transactiekosten per bouwblok

(bedragen x € 1 miljoen)

2020

2021

   

Zakelijke waarden

85,7

115,6

Grondstoffen

8,5

-

Krediet

42,6

85,5

Vastrentende waarden

142,3

57,8

Totale transactiekosten

279,1

258,9

PFZW onderscheidt binnen de transactiekosten drie categorieën:

  • in- en uitstapkosten bij beleggingsfondsen

  • aan- en verkoopkosten bij directe beleggingen in beleggingstitels

  • acquisitiekosten

PFZW belegt voor een deel in beleggingsfondsen. Hierbij worden in- en uitstapkosten in rekening gebracht. Daarnaast worden door deze beleggingsfondsen zelf transactiekosten gemaakt. Naar rato van de participatiegraad en op basis van ‘look through’ worden deze posten toegerekend.

De aan- en verkoopkosten bij directe beleggingen in beleggingstitels tellen drie componenten:

  • brokerage fees voor het verwerken van transacties

  • spread voor diverse kosten en winstopslagen bij de tussenpersoon

  • het verwerken en registreren van transacties in de administratie van vermogensbeheerders

De aan- en verkoopkosten van directe beleggingen in beleggingstitels bedroegen in 2021 € 188 miljoen (2020: € 232 miljoen). De daling van deze kosten wordt met name veroorzaakt door lager verhandelde volumes, binnen vooral vastrentende waarden.

Transactiekosten voor directe beleggingen in vastrentende waarden en derivaten worden geschat. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde spread, het verschil tussen de bied- en laatkoersen. PFZW maakt op basis van transactiekarakteristieken, zoals rating, looptijd, volume, regio en valutaparen, een best mogelijke inschatting van deze spread.

De acquisitiekosten bedroegen in 2021 € 76 miljoen (2020: € 48 miljoen). Deze hebben betrekking op directe transacties in private markten. De kosten van adviseurs zijn een belangrijke component van de acquisitiekosten. De grootste bijdrage aan de stijging van de acquisitiekosten in 2021 is afkomstig van de beleggingscategorie infrastructuur. Dit is het gevolg van het aan- en verkopen van een aantal beleggingen binnen deze categorie.

Vergelijking kosten vermogensbeheer met benchmark

Net als voor de pensioenbeheerkosten wordt er voor de vermogensbeheerkosten jaarlijks een benchmarkonderzoek uitgevoerd en maken wij gebruik van hetzelfde gespecialiseerde bureau (CEM). Voor dit benchmark onderzoek geldt ook dat op het moment van publicatie van dit jaarverslag de resultaten over 2021 nog niet beschikbaar zijn.

De peergroep waarmee PFZW voor de vermogensbeheerkosten wordt vergeleken, bestaat uit internationale pensioenfondsen van vergelijkbare grootte. Daarbij weegt de opbouw van de beleggingsmix relatief mee in de vergelijking van de kosten. De kosten van het vermogensbeheer van PFZW zijn volgens de laatst beschikbare CEM-onderzoek (2020) lager dan de kosten van de benchmark. Uit het rapport blijkt dat door schaalvoordelen het mogelijk is lagere kosten voor diensten van externe vermogensbeheerders uit te onderhandelen. Daarnaast draagt het grotere aandeel directe en co-investeringen bij aan lagere kosten binnen private markten in vergelijking tot de peers. Aan de andere kant blijkt uit het CEM-rapport dat in vergelijking tot de peers hogere kosten zijn verbonden aan de implementatiestijl. De implementatiestijl is in vergelijking tot de peers minder passief voor met name de zakelijke waarden. Bij de implementatie van deze beleggingen wordt vaker gebruikgemaakt van externe managers, waaraan hogere kosten zijn verbonden. De toegevoegde waarde van het door ons gekozen beleid is volgens het meest recente CEM-rapport 0,4% (€ 4,6 miljard) over een periode van vijf jaar (2016-2020).

Aansluiting naar de jaarrekening toelichtingen

Voor de presentatie van kosten in het bestuursverslag volgt PFZW de Aanbevelingen Uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie. Voor de jaarrekening gelden de richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving. De jaarrekening presenteert daardoor alleen de kosten die direct bij PFZW in rekening zijn gebracht of nog worden gebracht, terwijl in het bestuursverslag ook de indirecte kosten (de zogenaamde ‘hidden costs’) worden gepresenteerd. Deze indirecte vermogensbeheer- en transactiekosten maken in de jaarrekening onderdeel uit van de waardeverandering van de beleggingen en hebben daardoor invloed op het behaalde rendement. Daarom zijn de totale kosten van het vermogensbeheer in de jaarrekening lager.

(bedragen x € 1 miljoen)

Vermogens-
gerelateerd
(excl. Performance
gerelateerd)

Performance
gerelateerde
vergoedingen

Totaal vermogens beheerkosten

Transactie- kosten

Totaal vermogensbeheer en transactie- kosten

      

Beheervergoedingen

(70,7)

-

(70,7)

-

(70,7)

Bewaarloon

5,6

-

5,6

-

5,6

Overige kosten

2,0

-

2,0

-

2,0

Directe kosten, opgenomen in de jaarrekening

(63,0)

-

(63,0)

-

(63,0)

      

Indirecte kosten, onderdeel van de waardeveranderingen van beleggingen

646,1

1.390,2

2.036,4

258,9

2.295,3

      

Totaal 2021

583,1

1.390,2

1.973,3

258,9

2.232,2

Kosten in percentage gemiddeld belegd vermogen

0,22%

0,53%

0,75%

0,10%

0,85%

Totaal 2020

522,2

381,8

904,0

279,1

1.183,2

Kosten in percentage gemiddeld belegd vermogen

0,22%

0,16%

0,38%

0,12%

0,50%