Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud
}

Uitvoeringskosten

Het beheersen van de uitvoeringskosten is een belangrijk thema, zowel vanuit een strategisch en maatschappelijk oogpunt als ook vanuit integere bedrijfsvoering. Het op een uniforme manier presenteren van kosten is belangrijk voor de vergelijkbaarheid. PFZW volgt daarom voor het presenteren van de kosten de Aanbeveling Uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie. Deze aanbevelingen maken onderscheid in de kosten van pensioenbeheer, vermogensbeheer en transactiekosten. De algemene kosten worden waar mogelijk toegewezen aan pensioenbeheer en vermogensbeheer. Waar dit niet mogelijk is, worden de kosten naar rato verdeeld.

De pensioenbeheerkosten (pensioenuitvoeringskosten) drukken we uit in kosten per deelnemer. PFZW streeft met inachtneming van inflatie lage pensioenuitvoeringskosten na. Daarnaast moet PFZW echter ook investeren om in te kunnen spelen op toekomstige veranderingen in het pensioenstelsel. Een beheerste schaalvergroting is daarbij in het belang van een lange termijn betaalbare dienstverlening. Gezien de benodigde investeringen is het streven van verlaging van de pensioenuitvoeringskosten de komende jaren uitdagend.

De vermogensbeheerkosten worden uitgedrukt als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Doelstelling is dat de kosten vermogensbeheer lager zijn dan 0,50%.

Voor transactiekosten heeft PFZW geen doelstellingen geformuleerd. De kosten zijn afhankelijk van de hoeveelheid transacties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de beleggingsstrategie en de marktomstandigheden waarin deze plaatsvinden.

Uitvoeringskosten

  
 

2021

2022

   

Pensioenuitvoeringskosten (x € 1 miljoen)

115

124

Pensioenuitvoeringskosten per deelnemer (in €)

60,54

63,82

   

Kosten vermogensbeheer (x € 1 miljoen)

1.973,3

1.007,3

Kosten vermogensbeheer als percentage van het gemiddeld belegd vermogen

0,75%

0,42%

   

Transactiekosten (x € 1 miljoen)

258,9

241,5

Transactiekosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen

0,10%

0,10%

Pensioenuitvoeringskosten

Pensioenuitvoeringskosten per deelnemer

De totale pensioenuitvoeringskosten zijn in 2022 gelijk aan € 124 miljoen (2021: € 115 miljoen) en het aantal deelnemers (actieve en pensioengerechtigde) is uitgekomen op 1,9 miljoen (2021: 1,9 miljoen). Per saldo resulteerde dit in een kostprijs van € 63,82 per deelnemer voor de uitvoering van de pensioenregeling (2021: € 60,54). Bij deze kosten is rekening gehouden met een doorbelasting van de algemene kosten. Het gaat hier om de bestuurlijke overheadkosten (bestuur en bestuursbureau) en uitbestedingskosten die op basis van verdeelsleutels worden toegekend aan pensioenbeheer en vermogensbeheer. Deze verdeelsleutels worden jaarlijks geëvalueerd na het opstellen van de fondsbegroting voor het opvolgende jaar. In 2022 zijn de verdeelsleutels aangepast waardoor de doorbelasting van de algemene kosten is gestegen van € 1 miljoen in 2021 naar € 4 miljoen in 2022. Een nadere specificatie van de pensioenuitvoeringskosten is terug te vinden in de jaarrekening ( noot 18).

De pensioenuitvoeringskosten per deelnemer zijn met circa € 3,28 gestegen ten opzichte van 2021. Dit wordt voornamelijk verklaard door:

  • Noodzakelijke investeringen om ons voor te bereiden op de transitie naar de nieuwe pensioenregeling. Deze investeringen blijven de aankomende jaren benodigd.

  • Verhoging van de vergoeding voor de uitvoering van pensioenbeheer door onze pensioenuitvoeringsorganisatie.

  • De goodwill uit hoofde van de ontvlechting tussen PGGM en PFZW die per eind 2021 volledig was afgeschreven.

Vergelijking pensioenuitvoeringskosten per deelnemer met benchmark

PFZW vindt het belangrijk om ook op de lange termijn een lager kostenniveau te hebben dan vergelijkbare pensioenfondsen. Voor het vergelijken van de pensioenuitvoeringskosten maken we jaarlijks gebruik van het wereldwijde benchmarkvergelijkingsonderzoek van een gespecialiseerd bureau (CEM). Op het moment van publicatie van dit jaarverslag zijn de resultaten over 2022 van het door CEM uitgevoerde onderzoek niet beschikbaar. De hieronder gepresenteerde cijfers hebben daarom betrekking op 2021.

Voor de pensioenuitvoering lagen de kosten per deelnemer (actieve en pensioengerechtigde) in 2021 op € 60,54 en daarmee onder het gemiddelde van de grote Nederlandse pensioenfondsen (€ 79) en onder het wereldgemiddelde (€ 89). PFZW behoort tot de benchmark van grote Nederlandse fondsen. In het wereldgemiddelde zijn alle pensioenfondsen vanuit de benchmarkvergelijking opgenomen. PFZW onderscheidt zich mede door schaalvoordelen positief ten opzichte van deze twee benchmarks.

Kosten vermogensbeheer

Totale kosten vermogensbeheer

De vermogensbeheerkosten zijn voor PFZW relevant, omdat het in absolute zin om hoge bedragen gaat die ten koste gaan van het rendement, de beleggingsportefeuille groot is en er sprake is van dienstverlening door derde partijen. Daarnaast liggen vermogensbeheerkosten in het maatschappelijk verkeer onder een vergrootglas.

Bij de bepaling van de kosten van het vermogensbeheer hanteert PFZW het ‘look through’-principe. Hierbij neemt PFZW de vermogensbeheerkosten van beleggingen in beleggingsfondsen of zogeheten fund of funds mee in de totale kosten. PFZW maakt voor beleggingscategorieën binnen private markten waar nodig gebruik van schattingen om de totale kosten van het vermogensbeheer compleet te maken.

De kosten van het vermogensbeheer zijn gedaald van 0,75% in 2021 naar 0,42% van het gemiddeld belegd vermogen in 2022. PFZW voldoet daarmee in 2022 aan de eigen doelstelling, dat de kosten van het vermogensbeheer lager zijn dan 0,50% van het gemiddeld belegd vermogen. Over een periode van de laatste vijf jaar bedragen de gemiddelde kosten van het vermogensbeheer uitgedrukt als percentage van het gemiddeld belegd vermogen 0,49%.

De onderstaande tabel geeft de kosten vermogensbeheer per beleggingscategorie weer.

(bedragen x € 1 miljoen)

 

2021

   

2022

  
 

Gemiddeld

 

Prestatie

 

Gemiddeld

 

Prestatie

 
 

belegd

Beheer

afhankelijke

Netto

belegd

Beheer

afhankelijke

Netto

 

vermogen

vergoeding

vergoeding

rendement

vermogen

vergoeding

vergoeding

rendement

         

Zakelijke waarden

148.281

473,9

1.390,2

22,7%

139.155

537,5

363,2

(10,1%)

Aandelen klassiek ontwikkelde markten

37.967

11,4

5,4

23,3%

32.030

9,8

(0,1)

(17,9%)

Aandelen klassiek opkomende markten

8.327

9,9

-

8,1%

6.414

10,0

-

(11,5%)

SDI beursgenoteerde aandelen

4.917

10,3

-

16,5%

5.068

10,8

-

(13,2%)

Alternatieve aandelenstrategieën

30.591

22,2

-

25,3%

17.252

12,7

-

(12,7%)

Private equity

17.363

264,1

1.261,7

44,0%

22.519

299,8

202,3

(1,9%)

Beursgenoteerd vastgoed

16.460

11,0

-

29,0%

14.546

13,8

-

(24,2%)

Privaat vastgoed

14.979

58,8

103,5

16,3%

20.055

74,2

165,3

6,3%

Infrastructuur

10.686

39,8

15,6

8,6%

12.414

49,1

(2,0)

1,4%

Insurance

6.294

34,8

-

(0,9%)

8.184

44,6

-

(0,9%)

Overige zakelijke waarden

697

11,7

4,0

6,5%

673

12,7

(2,3)

(8,8%)

         

Krediet

35.491

57,6

-

1,1%

42.349

69,9

-

(9,1%)

Liquide krediet

15.034

22,7

-

1,0%

20.946

33,7

-

(14,1%)

Emerging markets debt local currency

12.146

16,8

-

(2,1%)

11.675

15,3

-

(4,8%)

Credit risk sharing

4.840

6,9

-

9,3%

5.987

7,5

-

8,4%

Hypotheken

3.471

11,2

-

2,3%

3.741

13,4

-

(17,7%)

         

Vastrentende waarden

79.233

28,3

-

(14,8%)

63.610

13,5

-

(51,6%)

Rente-afdekkingsmandaat

77.107

9,7

-

(15,5%)

60.106

7,9

-

(54,2%)

Legacy vastrentend en Inflatie

735

0,1

-

582

113

-

-

11

Kas en overig

1.391

18,5

-

(51)

3.391

5,6

-

(26)

         

Valuta overlay

(1.831)

-

-

2.294

(3.796)

-

-

3.059

         

Vergoeding uitvoeringsorganisatie

 

22,1

   

19,3

  

Doorbelaste algemene kosten

 

1,3

   

3,9

  
         

Totaal

261.174

583,1

1.390,2

8,2%

241.318

644,1

363,2

(22,6%)

         

Kosten in percentage gemiddeld belegd vermogen

 

0,22%

0,53%

  

0,27%

0,15%

 
  • 1   Het nettorendement is berekend op basis van een gedeeltelijke afdekking van valutarisico’s. Beleggingen in vastrentende waarden worden 100% afgedekt. Voor beleggingen in Zakelijke waarden en Krediet geldt dat de Amerikaanse Dollar en de Japanse Yen grotendeels worden afgedekt. Bij de valuta overlay wordt het verschil tussen een volledige afdekking en de werkelijke afdekking van valutarisico’s gerapporteerd.

De in de tabel weergegeven bedragen onder het kopje 'beheervergoeding' zijn gebaseerd op geïnvesteerde of toegezegde bedragen. Hieronder vallen de vaste overeengekomen vergoedingen, bewaarloon en overige kosten. In sommige gevallen wordt een prestatieafhankelijke vergoeding afgesproken met externe vermogensbeheerders. Prestatieafhankelijke vergoedingen zijn afhankelijk van het verwachte te realiseren rendement van de beleggingen waar deze betrekking op hebben. Doorgaans worden prestatieafhankelijke vergoedingen uitgekeerd wanneer de betreffende belegging wordt gerealiseerd of verkocht. In de tussenliggende periode kan de opgebouwde reservering voor deze vergoedingen fluctueren door tussentijdse resultaten en wisselkoerseffecten.

De beheervergoeding is ten opzichte van 2021 gestegen van 0,22% naar 0,27%. De prestatieafhankelijke vergoeding daalde daarentegen van 0,53% in 2021 naar 0,15% in 2022. Het beleggingsbeleid en de rendementen bepalen in hoge mate de hoogte van deze vergoedingen.

Beleggingsbeleid

Vijf aspecten van het beleggingsbeleid hebben invloed op de hoogte van de kosten van het vermogensbeheer:

  1. beleggingsmix

  2. schaalgrootte

  3. mate van actief of passief beheer

  4. mate van intern of extern beheer

  5. directe of indirecte belegging

In de besluitvorming over de beleggingsmix houdt PFZW rekening met de kosten, maar aanpassing van de beleggingsmix omwille van kostenverlaging is geen doel op zich. Het doel is de kosten van het vermogensbeheer te verminderen met behoud van het beoogde rendement. De kosten van het vermogensbeheer zijn binnen de beleggingsmix mede afhankelijk van de verdeling tussen private markten en publieke markten. Beleggingen op private markten maken in 2022 ongeveer 30% van de beleggingsmix uit (2021: ongeveer 22%). De verdeling tussen private markten en publieke markten in de beleggingsmix wordt onder andere beïnvloedt door behaalde rendementen.

De private markten zijn verantwoordelijk voor 86% (2021: 91%) van alle kosten. PFZW is van mening dat de rendementsverwachtingen van private beleggingen opwegen tegen de hogere kosten. De private marktbeleggingen van PFZW leverden met een gemiddeld netto jaarrendement van 8,3% over de periode 2008 tot en met 2022 een hoger rendement dan de Liquide Benchmark van publieke marktbeleggingen van PFZW, die gewogen naar feitelijke portefeuillegewichten gemiddeld netto 6,2% rendeerden.

De schaalgrootte van PFZW biedt voordelen. Vergelijkingen met andere Nederlandse pensioenfondsen met een minder groot belegd vermogen laten zien dat als gevolg van deze schaalgrootte lagere kosten worden gerealiseerd.

Het aandeel directe beleggingen, zoals projecten met één of meer mede-investeerders, is de afgelopen jaren uitgebreid binnen de private markten. Een belangrijke reden voor deze uitbreiding is dat directe beleggingen over het algemeen lagere kosten met zich meebrengen dan indirecte beleggingen. Het aandeel indirecte beleggingen van PFZW, zoals participaties in beleggingsfondsen binnen de private markten, is daarom de afgelopen jaren gedaald. Beleggingen in beleggingsfondsstructuren zijn vaak duurder en worden om deze reden waar mogelijk vermeden.

Kosten vermogensbeheer in relatie tot rendement

De kosten van het vermogensbeheer moeten in relatie staan tot het (beoogde) rendement. Het langjarige rendement is daarom van belang bij het beoordelen van het kostenniveau en de keuze van de beleggingsmix.

De volgende tabel laat de totale kosten van het vermogensbeheer tegenover het rendement zien. Het netto rendement na kosten bedraagt -22,6% in 2022. Dit is 1,1% lager (geometrisch berekend) dan het benchmarkrendement, dat -21,7% bedroeg in het jaar. Onder andere de beleggingscategorieën privaat vastgoed (3,5%), credit risk sharing (3,3%) en alternatieve aandelenstrategieën (1,5%) behaalden een outperformance in 2022. Dit in tegenstelling tot onder andere infrastructuur (-11,5%), hypotheken (-5,1%) en insurance (-4,4%). In absolute zin is de grootste bijdrage aan de totale underperformance afkomstig van de categorie vastrentende waarden (-0,7%). De netto- en brutorendementen per beleggingscategorie worden weergegeven in het hoofdstuk Financieel rendement. De tabel laat zien dat het samengestelde rendement niet direct te koppelen is aan de totale prestatieafhankelijke vergoeding.

Kosten vermogensbeheer in percentage van gemiddeld belegd vermogen

 

2018

2019

2020

2021

2022

      

Totale kosten vermogensbeheer in %

0,45%

0,43%

0,38%

0,75%

0,42%

Waarvan prestatieafhankelijke vergoeding in %

0,18%

0,18%

0,16%

0,53%

0,15%

      

Netto rendement na kosten

(0,4%)

18,8%

5,6%

8,2%

(22,6%)

Benchmark rendement na kosten

(0,8%)

18,5%

6,6%

7,6%

(21,7%)

De hoogte van deze prestatieafhankelijke vergoeding hangt onder meer af van de verschillende performance fee-structuren bij externe vermogensbeheerders. Bij beleggingen in private markten wordt de prestatieafhankelijke vergoeding in veel gevallen pas aan het eind van de looptijd daadwerkelijk betaald. Gedurende de looptijd maakt PFZW reserveringen voor de tot dat moment toe te rekenen prestatievergoeding.

Rendementen, risico en kosten vermogensbeheer vormen een onlosmakelijk geheel. Als gevolg van het sterke herstel van de aandelenmarkten in 2021 lieten rendementen binnen de categorie zakelijke waarden een sterke stijging zien. In 2022 daarentegen zorgde de economische situatie en vooruitzichten tot lagere rendementen in veel beleggingscategorieën, wat zich ook vertaalde in lagere prestatieafhankelijke vergoedingen. Het rendement van zakelijke waarden kwam in 2022 uit op -10,1% negatief, waar dit in 2021 22,7% bedroeg. Beleggingen binnen de categorie vastrentende waarden kenden wederom een minder goed jaar. Het rendement daalde binnen deze categorie van -14,8% in 2021 naar -51,6% in 2022. Deze daling is voornamelijk het gevolg van de opgelopen rente. Totaal heeft PFZW in 2022 een negatief nettorendement na kosten behaald van -22,6%.

De beleggingscategorieën private equity, infrastructuur en privaat vastgoed zijn in 2022 een van de weinige beleggingscategorieën met positieve netto rendementen, wat ook heeft geleid tot het opwaarts bijstellen van de performance fee-reserveringen door managers binnen private equity en privaat vastgoed. De beleggingscategorie infrastructuur daarentegen laat een negatieve bijstelling zien. De rendementen van deze beleggingscategorieën zijn wel fors lager dan in 2021, wat ook terugkomt in lagere prestatieafhankelijke vergoeding dan in 2022. Per saldo daalde de totale prestatieafhankelijke vergoeding van 0,53% in 2021 naar 0,15% in 2022.

Met name binnen de beleggingscategorie privaat vastgoed is de prestatieafhankelijke vergoeding, uitgedrukt in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen, hoog ten opzichte van voorgaande jaren. Dit is ook terug te zien in de rendementen van privaat vastgoedbeleggingen in 2022. Het nettorendement van privaat vastgoed bedroeg 6,3% in 2022. Prestatievergoedingen worden echter in veel gevallen pas aan het eind van de looptijd daadwerkelijk betaald, derhalve kunnen deze reserveringen nog worden aangepast indien de rendementen van deze investeringen wijzigen gedurende de looptijd van deze investeringen.

Transactiekosten

Transactiekosten vormen een aparte kostensoort. De omvang wordt bepaald door de aard en de omvang van de beleggingstransacties en beleggingscategorieën. Ongeveer 67% (2021: 59%) van de transactiekosten is gebaseerd op schattingen of op voorlopige opgaves. Bij de bepaling van de transactiekosten hanteert PFZW het ‘look through’-principe. Hierbij neemt PFZW de transactiekosten van beleggingen in beleggingsfondsen of zogeheten fund of funds mee in de totale transactiekosten.

PFZW streeft naar het beperken van de transactiekosten. Bij het herbalanceren van de portefeuille naar de strategische beleggingsmix wordt het aantal transacties daarom zo veel mogelijk beperkt.

De transactiekosten bedroegen in 2022 € 241 miljoen, wat neerkomt op 0,10% van het gemiddeld belegd vermogen. In 2021 was dit € 259 miljoen, wat eveneens neerkwam op 0,10% van het gemiddeld belegd vermogen. Binnen de categorie vastrentende waarden is een stijging van de transactiekosten zichtbaar. De stijging wordt met name veroorzaakt door hogere spreads in 2022. Binnen de categorie zakelijke waarden zijn de transactiekosten gedaald. Dit wordt met name veroorzaakt door lagere acquisitiekosten in de beleggingscategorie infrastructuur.

Transactiekosten per bouwblok

(bedragen x € 1 miljoen)

2021

2022

   

Zakelijke waarden

115,6

98,8

Krediet

85,5

78,8

Vastrentende waarden

57,8

63,9

Totale transactiekosten

258,9

241,5

PFZW onderscheidt binnen de transactiekosten drie categorieën:

  • in- en uitstapkosten bij beleggingsfondsen

  • aan- en verkoopkosten bij directe beleggingen in beleggingstitels

  • acquisitiekosten

PFZW belegt voor een deel in beleggingsfondsen. Hierbij worden in- en uitstapkosten in rekening gebracht. Daarnaast worden door deze beleggingsfondsen zelf transactiekosten gemaakt. Naar rato van de participatiegraad worden deze posten toegerekend.

De aan- en verkoopkosten bij directe beleggingen in beleggingstitels tellen drie componenten:

  • brokerage fees voor het verwerken van transacties

  • spread voor diverse kosten en winstopslagen bij de tussenpersoon

  • het verwerken en registreren van transacties in de administratie van vermogensbeheerders

Aan- en verkoopkosten voor directe beleggingen in vastrentende waarden en derivaten worden geschat. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde spread, het verschil tussen de bied- en laatkoersen. PFZW maakt op basis van transactiekarakteristieken, zoals rating, looptijd, volume, regio en valutaparen, een best mogelijke inschatting van deze spread. De aan- en verkoopkosten bedroegen in 2022 € 199 miljoen (2021: € 188 miljoen). De stijging van deze kosten wordt met name veroorzaakt door hogere spreads ondanks lager verhandelde volumes.

De acquisitiekosten bedroegen in 2022 € 45 miljoen (2021: € 76 miljoen). Deze hebben betrekking op directe transacties in private markten. De kosten van adviseurs zijn een belangrijke component van de acquisitiekosten. De grootste bijdrage aan de daling van de acquisitiekosten in 2022 is afkomstig van de beleggingscategorie infrastructuur en private equity. Deze kosten kunnen sterk fluctueren door het karakter van dit type beleggingen en zijn mede afhankelijk van het aantal transacties.

Vergelijking kosten vermogensbeheer met benchmark

Net als voor de pensioenbeheerkosten wordt voor de vermogensbeheerkosten jaarlijks een benchmarkonderzoek uitgevoerd, waarbij wij gebruik maken van hetzelfde gespecialiseerde bureau (CEM). Voor dit benchmark onderzoek geldt ook dat op het moment van publicatie van dit jaarverslag de resultaten over 2022 nog niet beschikbaar zijn.

De peergroep waarmee PFZW voor de vermogensbeheerkosten wordt vergeleken, bestaat uit internationale pensioenfondsen van vergelijkbare grootte. Daarbij weegt de opbouw van de beleggingsmix relatief mee in de vergelijking van de kosten. De kosten van het vermogensbeheer van PFZW zijn volgens de laatst beschikbare CEM-onderzoek (2021) in totaal hoger dan de kosten van de benchmark. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere prestatieafhankelijke vergoedingen. De beheerkosten zijn lager ten opzichte van de peers. Uit het rapport blijkt dat door schaalvoordelen het mogelijk is lagere kosten voor diensten van externe vermogensbeheerders uit te onderhandelen. Daarnaast draagt het grotere aandeel directe en co-investeringen bij aan lagere kosten binnen private markten in vergelijking tot de peers. Aan de andere kant blijkt uit het CEM-rapport dat in vergelijking tot de peers hogere kosten zijn verbonden aan de implementatiestijl. De implementatiestijl is in vergelijking tot de peers minder passief voor met name de zakelijke waarden. Bij de implementatie van deze beleggingen wordt vaker gebruikgemaakt van externe managers, waaraan hogere kosten zijn verbonden. De toegevoegde waarde van het door ons gekozen beleid is volgens het meest recente CEM-rapport 0,4% (€ 5,6 miljard) over een periode van vijf jaar (2017-2021).

Aansluiting naar de jaarrekening toelichtingen

Voor de presentatie van kosten in het bestuursverslag volgt PFZW de Aanbevelingen Uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie. Voor de jaarrekening gelden de richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving. De jaarrekening presenteert daardoor alleen de kosten die direct bij PFZW in rekening zijn gebracht of nog worden gebracht, terwijl in het bestuursverslag ook de indirecte kosten (de zogenaamde ‘hidden costs’) worden gepresenteerd. Deze indirecte vermogensbeheer- en transactiekosten maken in de jaarrekening onderdeel uit van de waardeverandering van de beleggingen en hebben daardoor invloed op het behaalde rendement. Daarom zijn de totale kosten van het vermogensbeheer in de jaarrekening lager.

(bedragen x € 1 miljoen)

Vermogens-
gerelateerd
(excl. Performance
gerelateerd)

Performance
gerelateerde
vergoedingen

Totaal vermogens beheerkosten

Transactie- kosten

Totaal vermogensbeheer en transactie- kosten

      

Beheervergoedingen

(46,7)

(1,7)

(48,4)

-

(48,4)

Bewaarloon

4,8

-

4,8

-

4,8

Overige kosten

2,1

-

2,1

-

2,1

Directe kosten, opgenomen in de jaarrekening

(39,8)

(1,7)

(41,5)

-

(41,5)

      

Indirecte kosten, onderdeel van de waardeveranderingen van beleggingen

683,9

364,9

1.048,8

241,5

1.290,3

      

Totaal 2022

644,1

363,2

1.007,3

241,5

1.248,8

Kosten in percentage gemiddeld belegd vermogen

0,27%

0,15%

0,42%

0,10%

0,52%

Totaal 2021

583,1

1.390,2

1.973,3

258,9

2.232,2

Kosten in percentage gemiddeld belegd vermogen

0,22%

0,53%

0,75%

0,10%

0,85%